Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [44]Klim op den [45]Libanon en [46]roep, en [47]verhef uw stem op den Basan; roep ook van de [48]veren; [49]maar al uw liefhebbers zijn [50]verbroken. 44. Gij dochter mijns volks; dat is, gij volk van Juda. 45. Deze bergen waren in het noorden en noord-oosten van Kanaan gelegen, naar Assyrie toe. 46. Aan de Assyriers om hulp; dit is spottenderwijze gesproken, gelijk volgt. 47. Hebreeuws, geef. 48. Of, overvaarten; te weten de rivieren, die men moest overgaan naar Egypte, dat de Egyptenaars u te hulp komen. Hebreeuws, Abarim, dat sommigen nemen voor het gebergte Abarim, waarvan Num.33:47. 49. Het is tevergeefs, wil de Heere zeggen, want beiden, Assyriers en Egyptenaars, zijn van den koning van Babel tenonder gebracht, verwoest en machteloos gemaakt. Vergelijk boven hfdst.2 vs.36; Ezech.16:26,28, en Ezech.23:7,8. 50. Zie boven hfdst.4 vs.6.